Stroperig komen namen
beamen het gevoel van Zelf
een gewelf daalt zacht neder
vederlicht de tinteling
zingeving
eigenheid
ruimte
eigen tijd
verloren in de klem van alleen
geheel en al in en op het zelf
het gewelf vol planeten in het verre
ondergronds en bovenlangs waarneembaar
water en vuur die zich gronden met de wind in beweging