zij razen met wind en regen
tegenover het verlangen naar
de helderheid en diepe warmte
verkoelde spieren en mieren diep
onder de grond, tussen wormgangen
verdeeld over restanten hoop
verkoelde en vervuilde luchten
verzinken in verkoolde aarde omdat wij
mensen het verloop zo gaarne sturen
controlerend met een jonglerende afgod
die tot in het oneindige groei gebiedt
afziet van enig natuurlijk verbinden
zo verslinden wij alle leven en hoop
naar het schijnt
verdwijnt traag het wezen …